Het pleidooi voor vrijhandel en globalisering

Dat is de officiele theorie die teruggaat op het werk van David Ricardo (17721823). Aan hem danken we de wet van de eomparatieve kosten, een van de eerste ‘modellen’ in de economie, waarop alle kantoorruimte huren amsterdam voorstanders van vrijhandel zieh nog steeds beroepen. Het basisprincipe van dit model is dat, onder een systeem van perfecte vrijhandel, elk land zieh toelegt op die productie waarvoor het, door zijn natuurlijke ligging of door kunstmatige oorzaken, het meest gesehikt is. ‘Het streven naar individueel voordeel sluit voortreffelijk aan bij het algemeen nut van de kantoorruimte huren schiphol samenleving als geheel’, aldus Rieardo. Doordat het bedrijfsleven wordt gestimuleerd om een optimaal gebruik te maken van de besehikbare natuurlijke hulpbronnen en arbeid vergroot het de totale productie.
‘Het verspreidt de algemeen maatschappelijke opbrengst en verbindt, door een netwerk van belangen en handelsverkeer, de gemeenschap van naties kantoorruimte huren leeuwarden over de hele beschaafde wereld. Het is dit principe dat bepaalt dat wijn wordt gemaakt in Frankrijk
en Portugal, graan wordt verbouwd in Amerika en Polen en machines worden gefabriceerd in Engeland.’7
Daar eindigt vaak het pleidooi voor vrijhandel en globalisering. Maar er is een tweede element in Ricardo’s theorie dat meestal niet wordt vermeid. Niet alleen menselijke kantoorruimte huren groningen arbeid wordt gestimuleerd om zieh toe te leggen op die activiteiten die de meeste opbrengst garanderen; ook het financieel kapitaal wordt geprikkeld op zoek te gaan naar het hoogste rendement op investeringen. Ricardo geeft het voorbeeld van Engeland en Portugal die respectievelijk handelen in textiel en wijn. Elk van beide kan dit product rendabeler produceren dan de ander, zodat zij beide van de wederzijdse handel profiteren. Maar wat gebeurt er in het theoretische geval dat Portugal een concurrentievoordeel tegenover Engeland heeft wat betreft beide producten?