Ook draagt de toegelaten instelling bij aan het volgens redelijke wensen tot stand brengen van huisvesting voor ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding behoeven. Daartoe kan zij uitsluitend overgaan tot: a het bouwen en exploiteren van winkel huren amsterdam woon-zorgcomplexen en de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimten en fysieke zorginfrastructuur, van projecten voor begeleid wonen, en van vastgoed met een woon- of verblijffunctie voor de bewoners van instellingen in de verzorging, verpleging of opvang;
288 7 Woningwet: voorziening in woningbehoefte en financiële steun voor stedelijk en landelijk gebied
b het leveren van een winkel huren schiphol bijdrage aan de totstandkoming van arrangementen met betrekking tot wonen, zorg- en dienstverlening, die, zo veel mogelijk naar wens van deze ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding behoeven, het zelfstandig wonen bevorderen; c het vervullen van een bemiddelende rol voor bewoners met betrekking tot zorg- en dienstverlening of d de werkzaamheden die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het verrichten van de werkzaamheden, genoemd bij a tot en met c.
7.1.4 Beleidsvoorbereiding en verslaglegging door de instellingen De toegelaten winkel huren leeuwarden instelling stelt jaarlijks een overzicht op van voorgenomen volkshuisvestingsactiviteiten (art. 25a Bbsh). Zij moet dat toezenden aan de gemeenten waar zij feitelijk werkzaam is (art. 25c Bbsh) met het verzoek om overleg te voeren over het plaatselijke volkshuisvestingsbeleid (art. 25e Bbsh). Bij dat overleg kunnen afspraken worden gemaakt over de voorgenomen volkshuisvestingsactiviteiten. De instelling stuurt een samenvatting van het verslag met een beschrijving van de eventuele afspraken naar de minister van VROM (art. 25f Bbsh).
De toegelaten instellingen moeten daarnaast jaarlijks verslag doen van hun werkzaamheden in een volkshuisvestingsverslag en in een afzonderlijk en gecontroleerd financieel verslag. De instellingen zenden deze jaarlijks winkel huren groningen voor 1 juli aan de minister, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de instelling haar woonplaats heeft en de colleges van elke gemeente waar zij feitelijk werkzaam is, en aan het bestuur van het Centraal fonds voor de volkshuisvesting (zie subpar. 7.1.6).
Het volkshuisvestingsverslag bevat de prestaties op het gebied van de volkshuisvesting. Het financieel verslag bevat onder meer de jaarrekening, cijfermatige kerngegevens en prognoses daarover. Indien een college van burgemeester en wethouders of het bestuur van het Centraal fonds voor de volkshuisvesting een negatief oordeel hebben over het verslag, kunnen zij de minister verzoeken maatregelen te nemen of anderszins in te grijpen.